De vreze des HEREN

terug naar Overdenkingen


Laatst gewijzigd: 03.10.2001

Inleiding
Eén van de bekende uitdrukkingen, die nogal eens vragen oproept hoe deze te verstaan. Betekent het dat we bang moeten zijn voor God? Heeft God 'twee gezichten'? God is 'liefde', dat spreekt aan, maar er wordt ook bijvoorbeeld gesproken over 'de verbolgenheid des Heren' of Zijn 'brandende toorn'. God als Redder, Bevrijder, maar ook als Rechter, voor een aantal mensen misschien wel als 'scherprechter'. Is er sprake van een tegenstelling of begrijpt de mens het (nog) niet zo goed? Hebben we wellicht moeite met de inhoud en de reikwijdte van de genade van God? Ook in het Christendom is een verdeling van de 'good and the bad guys' niet ongewoon, de gelovigen en de ongelovigen. Je komt in de hemel of je komt in de hel. Je staat aan de goede kant of aan de kwade. De wortels van de verschillende verklaringen en de beleving van de 'vreze des Heren' liggen heel diep. Het heeft te maken met ons godsbeeld, met onze geestelijke opvoeding. Vanuit het 'Griekse denken' zijn we vaak zo analytisch bezig dat we het geheel uit het oog dreigen te verliezen. Van oudsher is de belijdenis in het Hebreeuwse denken: Hoor, Israël: de HERE is onze God; de HERE is één! (Deuteronomium 6:4). Nummer 1, de eerste en de laatste, maar ook ondeelbaar, niet op te splitsen. Er is geen spraken van 'twee gezichten'. 1Johannes 1:5: En dit is de verkondiging, die wij van Hem gehoord hebben en u verkondigen: God is licht en in Hem is in het geheel geen duisternis. Vanuit onze hedendaagse kennis van de psychologie zijn we goed in het beschrijven van de verschillende karaktertrekken of -eigenschappen van God. Het kan ons soms helpen om aan elkaar uit te leggen hoe wij God zien, maar het gevolg is vaak dat wij dan de context vergeten. Een karaktereigenschap wordt met een scalpel eruit gesneden en apart bekeken en beoordeeld: goed of fout. Zo gaan we met elkaar om en zo gaan we ook met God om. Maar dan vergeten we erbij te bedenken dat als we spreken over Zijn 'brandende toorn' dat dit staat in relatie tot de houding van God tegenover het kwaad! Alhoewel op zichzelf een zeer belangrijk onderwerp zal in het kader van deze korte studie worden volstaan met een verwijzing naar één tekstgedeelte, namelijk Deuteronomium 29:24-29, dat begint met de volgende vraag: dan zullen alle volken zeggen: Waarom heeft de HERE zo met dit land gedaan? Wat betekent deze geweldig brandende toorn?

Wat betekent 'deze geweldig brandende toorn' zullen alle volken zeggen, deze lwdgh Pah yrx (chariej ha'af hagadol). In de volgende verzen lezen we het antwoord. Omdat zij het verbond van de Here, de God van hun vaderen, verlaten hebben. Zij zijn andere goden gaan dienen en zij hebben zich voor die goden neergebogen. De Here heeft hen in toorn, grimmigheid en grote verbolgenheid uit het land gerukt. En dan staat er in vers 28 een belangrijke opmerking: zoals dit thans het geval is.

Blijft het dus altijd zo? Men zou kunnen zeggen of denken dat, als dit dan ook karaktereigenschappen van God zijn, er geen omkeer meer mogelijk is. Consequent moeten we zijn, laat uw ja ja zijn en uw nee nee. Zo hoort dat! Maar als dat bij God zo zou zijn, wat dan? Nog even, als afsluiting nog een klein stukje vervolg van dit verhaal zoals het wordt geschreven in Deuteronomium 30.
Wanneer dan al deze dingen over u komen, de zegen en de vloek, die ik u voorgehouden heb, en gij dit ter harte neemt te midden van al de volken, naar wier gebied de HERE, uw God, u verdreven heeft, en wanneer gij u dan tot de HERE, uw God, bekeert en naar zijn stem luistert overeenkomstig alles wat ik u heden gebied, gij en uw kinderen, met geheel uw hart en met geheel uw ziel, dan zal de HERE, uw God, in uw lot een keer brengen en Zich over u erbarmen; Hij zal u weer bijeenbrengen uit al de volken, naar wier gebied de HERE, uw God, u verstrooid heeft. Al waren uw verdrevenen aan het einde des hemels, de HERE, uw God, zal u vandaar bijeenbrengen en vandaar halen; de HERE, uw God, zal u brengen naar het land, dat uw vaderen bezeten hebben, gij zult het bezitten en Hij zal u weldoen en u talrijker maken dan uw vaderen. En de HERE, uw God, zal uw hart en het hart van uw nakroost besnijden, zodat gij de HERE, uw God, liefhebt met geheel uw hart en met geheel uw ziel, opdat gij leeft. De HERE, uw God, zal al deze vervloekingen op uw vijanden en uw haters leggen, die u vervolgd hebben. Gij zult weer naar de stem des HEREN luisteren en al zijn geboden volbrengen, die ik u heden opleg. De HERE, uw God, zal u in overvloed het goede schenken bij al het werk uwer handen, in de vrucht van uw schoot, in de vrucht van uw vee, in de vrucht van uw bodem, want de HERE zal weer behagen in u hebben, u ten goede, zoals Hij behagen had in uw vaderen, wanneer gij naar de stem van de HERE, uw God, luistert door zijn geboden en inzettingen te onderhouden, die in dit wetboek geschreven staan; wanneer gij u tot de HERE, uw God, bekeert met geheel uw hart en met geheel uw ziel. Want dit gebod, dat ik u heden opleg, is niet te moeilijk voor u en het is niet ver weg. Het is niet in de hemel, zodat gij zoudt moeten zeggen: Wie zal opstijgen ten hemel, het voor ons halen, en het ons doen horen opdat wij het volbrengen? En het is niet aan de overkant der zee, zodat gij zoudt moeten zeggen: Wie zal oversteken naar de overkant der zee, het voor ons halen, en het ons doen horen opdat wij het volbrengen? Maar dit woord is zeer dicht bij u, in uw mond en in uw hart, om het te volbrengen. Zie, ik houd u heden het leven en het goede voor, maar ook de dood en het kwade: doordat ik u heden gebied de HERE, uw God, lief te hebben door in zijn wegen te wandelen en zijn geboden, inzettingen en verordeningen te onderhouden, opdat gij leeft en talrijk wordt en de HERE, uw God, u zegene in het land, dat gij in bezit gaat nemen. Maar indien uw hart zich afwendt en gij niet luistert doch u laat verleiden en u voor andere goden nederbuigt en hen dient, dan verkondig ik u heden, dat gij zeker te gronde zult gaan; niet lang zult gij leven in het land, dat gij na het overtrekken van de Jordaan in bezit gaat nemen. Ik neem heden de hemel en de aarde tegen u tot getuigen; het leven en de dood stel ik u voor, de zegen en de vloek; kies dan het leven, opdat gij leeft, gij en uw nageslacht, door de HERE, uw God, lief te hebben, naar zijn stem te luisteren en Hem aan te hangen, want dat is uw leven en waarborg voor een langdurig wonen in het land, waarvan de HERE uw vaderen, Abraham, Isaak en Jakob, gezworen heeft, dat Hij het hun geven zou. (Deuteronomium 30:1-20)
God laat Zich verbidden. Het gebod waarover de schrijver spreekt is 'niet te moeilijk', 'niet ver weg', 'niet in de hemel' en 'niet aan de overkant van de zee'. Het is 'zeer dicht bij u, in uw mond en in uw hart, om het te volbrengen'. Lucas verwoordt het vele eeuwen later in Lucas 17:21: ook zal men niet zeggen: zie, hier is het of daar! Want zie, het Koninkrijk Gods is bij u. Letterlijk staat er in de Griekse grondtekst: h basileia tou yeou entov umwn estin (he basileia tou theou entos humon estin). entov umwn (entos humon): binnenin jullie! Daar is het Koninkrijk Gods te vinden. Niet ver weg, niet in de hemel, niet aan de overkant van de zee.
Wees niet bevreesd, gij klein kuddeke! Want het heeft uw Vader behaagd u het Koninkrijk te geven. (Lucas 12:32).

Wat zegt de Bijbel over de 'vreze des HEREN'?
Waar komen we de uitdrukking tegen, wat zijn de Hebreeuwse en Griekse grondwoorden en in welke context wordt de uitdrukking gebruikt? In deze korte studie wordt getracht een tipje van deze sluier op te lichten. Om mee te beginnen lijkt het goed om na te gaan wat de Nederlandse taal verstaat onder het woord 'vreze'. In Wolters' Woordenboek Nederlands Koenen wordt de volgende omschrijving gegeven:
1. angst gevoelen; duchten; bijvoorbeeld: niets te duchten hebben; ik vrees dat hij zal zakken.
2. ontzag hebben voor, ontzien; bijvoorbeeld: ontzag hebben voor God.
Deze definities beschrijven met recht het herkenbare 'dubbele gevoel', dat met angstgevoelens verbonden kan zijn. Angstgevoel kan tegelijk een soort ontzag oproepen, zelfs een soort bewondering of verwondering. Afhankelijk van het gevoel dat overheerst spreekt men in het ene geval van angst en in het andere geval van ontzag.

Waar komen we de uitdrukking tegen?
In de NBG-vertaling komt deze uitdrukking 21 keer in het Oude testament voor, met name in het boek Spreuken (13 van de 21 keer). In vrijwel alle teksten wordt de Hebreeuwse uitdrukking hwhy tary (jireat JHWH) gebruikt. Slechts in 1 tekst, Job 28:28, komt de uitdrukking ynda tary (jireat adonai) voor. Het zelfstandig naamwoord hary (jireah), 'vrees of vreze', is afgeleid van het werkwoord ary (jaree) hetgeen 'vrezen' en 'ontzag hebben' betekent.
In het Nieuwe Testament komt deze uitdrukking 2 keer voor, namelijk in Handelingen 9:31 en Kolossenzen 3:22. In Handelingen 9:31 luidt de uitdrukking in het Grieks fobw tou kuriou (phoboi tou kuriou). Hier wordt een vervoeging van het zelfstandige naamwoord fobov (phobos) gebruikt hetgeen de volgende betekenissen kan hebben: vlucht, schrik, angst, vrees en ontzag. In Kolossenzen 3:22 vinden we een vervoeging van het werkwoord waar fobov (phobos) mee samenhangt , namelijk fobew (phobeo). Letterlijk staat er: foboumenoi ton yeon (phoboumenoi ton theon), vrezende God, zoals ook de Statenvertaling dit tekstgedeelte vertaalt.

Wat is de 'vreze des HEREN'?
Interessant is te lezen wat het boek Spreuken erover zegt:
Ø De vreze des HEREN is het begin der kennis; de dwazen verachten wijsheid en tucht. (1:7)
Ø De vreze des HEREN is het kwade te haten; hoogmoed en trots en boze wandel en een mond vol draaierijen haat ik. (8:13)
Ø De vreze des HEREN is het begin der wijsheid en het kennen van de Hoogheilige is verstand. (9:10)
Ø De vreze des HEREN is ten leven; men overnacht verzadigd, door het kwaad niet bezocht. (19:23)
Ø Het loon van ootmoed (vreze des HEREN) is rijkdom, eer en leven. (22:4)
Uit bovengenoemde teksten mag blijken dat de 'vreze des HEREN' helemaal niets te maken heeft met angst, bang zijn voor de Heer. Integendeel de 'vreze des HEREN' is het begin der kennis, der wijsheid, het kwade te haten, rijkdom. Zoals 19:23 het zo prachtig samenvat: De vreze des HEREN is ten leven; men overnacht verzadigd, door het kwaad niet bezocht. Spreuken 14:26,27 geeft het als volgt weer: In de vreze des HEREN ligt sterke gerustheid, zelfs voor zijn zonen is er een schuilplaats. De vreze des HEREN is een bron des levens, om de strikken des doods te ontwijken.

Wat doet de 'vreze des HEREN'?
In het boek Spreuken staat daarover het volgende:
Ø De vreze des HEREN vermeerdert de dagen, maar de jaren der goddelozen worden verkort. (10:27)
Ø De vreze des HEREN voedt op tot wijsheid, en ootmoed gaat vooraf aan de eer. (15:33)
Ø Door liefde en trouw wordt de ongerechtigheid verzoend, door de vreze des HEREN wijkt men van het kwaad. (16:6)

Wat kan een gevolg zijn?
In het boek Spreuken lezen we daarover:
Ø Omdat zij de kennis hebben gehaat en de vreze des HEREN niet hebben verkozen, mijn raad niet hebben gewild, al mijn vermaningen hebben versmaad, zullen zij eten van de vrucht van hun wandel en verzadigd worden van hun raadslagen. (Spreuken 1:29-31).
Ø Mijn zoon, indien gij mijn woorden aanneemt en mijn geboden bij u bewaart, zodat uw oor de wijsheid opmerkt en gij uw hart neigt tot de verstandigheid, ja, indien gij tot het inzicht roept en tot de verstandigheid uw stem verheft; indien gij haar zoekt als zilver en naar haar speurt als naar verborgen schatten, dan zult gij de vreze des HEREN verstaan en de kennis Gods vinden. (Spreuken 2:1-5)
In Spreuken 15:16 lezen we dan: Beter is een weinig in de vreze des HEREN, dan een grote schat en onrust daarbij.

De 'vreze des Heren' in het Nieuwe Testament
Opvallend is dat de uitdrukking als zodanig in het Nieuwe Testament slechts in 2 teksten voorkomt. In Handelingen 9:31 lezen we: De gemeente dan door geheel Judea, Galilea en Samaria had vrede; zij werd opgebouwd en wandelde in de vreze des Heren, en zij nam in aantal toe door de bijstand van de Heilige Geest.
Opgebouwd wordende en gaande in de vreze des Heren en door de bijstand van de heilige geest vermeerderde de gemeente zich. Het is zoals het in het boek Spreuken 14:26,27 staat: In de vreze des Heren ligt sterke gerustheid, zelfs voor zijn zonen is er een schuilplaats. De vreze des Heren is een bron des levens, om de strikken des doods te ontwijken.
Als Paulus in hoofdstuk 3 van zijn brief aan de Kolossenzen de veranderingen beschrijft die zich voordoen in Christus en richtlijnen geeft aan zijn lezers dan zegt hij tegen de slaven in Kolossenzen 3:22: Slaven, gehoorzaamt uw heren naar het vlees in alles, niet als mensenbehagers om hen naar de ogen te zien, maar met eenvoud des harten in de vreze des Heren.
In die gezagsverhouding tussen slaven en heren gehoorzaamt uw heren 'naar het vlees' in alles. Maar, zegt hij erbij, niet als mensenbehagers om hen naar de ogen te zien, maar met eenvoud des harten in de vreze des Heren. Wat een geloofsmoed en -visie is daarvoor nodig. Wetende dat er 'in Christus' als mens, als schepsel van God, geen onderscheid is tussen slaven en vrijen, maar heel pragmatisch in de verhouding tussen 'werknemer' en 'werkgever' moet er gewerkt worden. Ook in die arbeidsverhouding is er sprake van 'de vreze des Heren'. In de volgende verzen, 23 - 25, legt Paulus het uit: Wat gij ook doet, verricht uw werk van harte, als voor de Here en niet voor mensen; gij weet toch, dat gij van de Here tot vergelding de erfenis zult ontvangen. Gij dient Christus als heer. Want wie onrecht doet, zal zijn onrecht terugontvangen, en er is geen aanzien des persoons.
Dat geldt overigens ook voor de heren: Heren, betracht jegens uw slaven recht en billijkheid; gij weet toch, dat ook gij een heer in de hemel hebt. (Kolossenzen 4:1).
Indirect spreekt Paulus over de vreze des Heren als hij in Romeinen 15:12 schrijft: En verder zegt Jesaja: Komen zal de wortel van Isai, en Hij, die opstaat, om over de heidenen te regeren; op Hem zullen de heidenen hopen.
Hij verwijst dan naar het tekstgedeelte uit Jesaja 11:1-5: En er zal een rijsje voortkomen uit de tronk van Isai en een scheut uit zijn wortelen zal vrucht dragen. En op hem zal de Geest des HEREN rusten, de Geest van wijsheid en verstand, de Geest van raad en sterkte, de Geest van kennis en vreze des HEREN; ja, zijn lust zal zijn in de vreze des HEREN. Hij zal niet richten naar hetgeen zijn ogen zien, noch rechtspreken naar hetgeen zijn oren horen; want hij zal de geringen in gerechtigheid richten en over de ootmoedigen des lands in billijkheid rechtspreken, maar hij zal de aarde slaan met de roede zijns monds en met de adem zijner lippen de goddeloze doden. Gerechtigheid zal de gordel zijner lendenen zijn en trouw de gordel zijner heupen.
De geest van kennis en vreze des HEREN zal op Hem rusten. De vreze des HEREN zal niet alleen op Hem rusten, maar het zal een lust voor Hem zijn.
Tot besluit van deze korte studie nog een gedeelte van Psalm 34 vanaf vers 12 waarin David zegt:
Komt, kinderen, luistert naar mij, ik zal u de vreze des HEREN leren.
En dan vervolgt hij met deze uitleg:
13 Wie is de man die het leven begeert, vele dagen wenst om het goede te genieten?
14 Bewaar uw tong voor het kwade en uw lippen voor het spreken van bedrog;
15 wijk van het kwade en doe het goede, zoek de vrede en jaag die na.
16 De ogen des HEREN zijn op de rechtvaardigen, en zijn oren tot hun hulpgeroep;
17 het aangezicht des HEREN is tegen hen die kwaad doen, om hun gedachtenis van de aarde uit te roeien.
18 Roepen zij, dan hoort de HERE, en Hij redt hen uit al hun benauwdheden.
19 De HERE is nabij de gebrokenen van harten Hij verlost de verslagenen van geest.
20 Talrijk zijn de rampen van de rechtvaardige, maar uit die alle redt hem de HERE;
21 Hij behoedt al zijn beenderen, niet een daarvan wordt gebroken.
22 Het onheil doodt de goddeloze, en wie de rechtvaardige haten, zullen ervoor boeten.
23 De HERE verlost de ziel van zijn knechten, allen die bij Hem schuilen, zullen niet boeten.

C.J.Lewis                                                                     Zoetermeer, 1 oktober 2001

terug naar de top